Share

Reparatie_wetgeving

Begin oktober is traditioneel de periode dat de effecten van het belastingplan voor volgend jaar in de praktijk duidelijk worden. Zo ook dit jaar. Dit keer was het een bruto-nettoloonberekening die aanleiding gaf tot de conclusie gaf dat de plannen op sommige gebieden veel ongunstiger uitpakken dan ze worden gepresenteerd.

In het Belastingplan 2016 wordt met veel tamtam aangekondigd dat het belastingpercentage in de tweede en derde tariefschijf wordt verlaagd van 42% naar 40,15%. Dit zou ervoor zorgen dat iedereen minder inkomstenbelasting gaat behalen. Dat zijn teksten die het altijd goed doen en ons als Nederlanders laten denken: wat zijn ze toch goed voor ons daar in Den Haag!

Feitelijk is er ook geen speld tussen te krijgen: door de tariefsverlaging gaat iedereen minder inkomstenbelasting betalen. Maar minder dan wat? Minder dan vorig jaar? Of minder dan wanneer de tariefsverlaging niet zou worden doorgevoerd? De wijze waarop het in het Belastingplan 2016 wordt gepresenteerd, moet ons doen geloven dat we allemaal minder inkomstenbelasting gaan betalen dan het jaar ervoor. Dat is echter niet waar!

De tarieven in de tweede en derde schijf gaan weliswaar naar beneden en de vierde schijf wordt verlengd, maar daar staat tegenover dat de algemene heffingskorting versneld wordt afgebouwd. Deze afbouw heeft een groter effect dan de tariefsverlaging.

Wat houdt die afbouw van de algemene heffingskorting in? Kort gezegd betekent dit dat u minder heffingskorting krijgt als uw inkomen stijgt. Dit systeem is in 2014 ingevoerd. Daarvoor bedroeg de algemene heffingskorting een vast bedrag, ongeacht de hoogte van uw inkomen. In 2015 bedroeg de algemene heffingskorting het maximale bedrag van € 2.203 -/- 2,320% * (belastbaar inkomen uit werk en woning -/- € 19.822). Voor een inkomen van € 50.000 betekende dit dus een algemene heffingskorting van € 1.503.

Voor 2016 gaat het afbouwpercentage 4,796 bedragen. Bij een inkomen van € 50.000 is de algemene heffingskorting dan € 788. Een achteruitgang dus van € 715! Is deze achteruitgang kleiner dan de vooruitgang door de tariefsverlaging? Laten we het berekenen.

Van € 50.000 valt in 2015 € 30.178 in de tweede en derde schijf. In 2015 bent u daar € 12.674 inkomstenbelasting over verschuldigd (42% van € 30.178). In 2016 valt € 30.078 in de tweede en derde schijf. Daarover is € 12.076 inkomstenbelasting verschuldigd. Een voordeel dus van € 598. Hier staat de achteruitgang in heffingskorting van € 715 tegenover. Per saldo gaat iemand met een inkomen van € 50.000 in 2016 dus meer belasting betalen! Hetzelfde geldt voor vele andere inkomens. We worden dus weer een ‘klein beetje’ voor de gek gehouden.

Voor de werkenden onder de lezers: de achteruitgang wordt voor sommige inkomensgroepen gecompenseerd door een verhoging van de maximale arbeidskorting. Echter, doordat deze ook weer vanaf een lager inkomen wordt afgebouwd heeft ook dit niet het effect wat ons wordt voorgespiegeld door Den Haag!

Kortom, de inkomstenbelastingtarieven gaan naar beneden. De belastingdruk gaat voor de meesten onder ons echter omhoog. Laat die nu net een stuk belangrijker zijn…

Share